dinsdag 25 mei 2021

2. Nul minuten en drieënveertig seconden




Afke Bohle

Nul minuten en drieënveertig seconden

In mijn jeugd kreeg mijn vader kanker, waar hij uiteindelijk aan overleed. Nu, vierentwintig jaar later, heeft mijn moeder longkanker. Ik schrijf blogs over wat ik ontmoet in dat proces. Van binnen en van buiten.

Soms vragen mensen om een stevige, harde massage omdat ze, zoals ze zeggen, anders niets voelen. En meestal gebeurt dan het tegenovergestelde. De hardheid is een bekende en in die zin makkelijke manier om juist niet te hoeven voelen. In de zachte aanraking zit het ongemak. Drijven oude verhalen, verdriet, woede en angst naar de oppervlakte. Worden ze voelbaar in al hun facetten.

‘Ik heb longkanker Af..’ Ik stond in de keuken, was in een discussie met mijn man over hoe lang een boterham met kaas in een tostiapparaat moet zitten om zichzelf de perfecte tosti te kunnen noemen. Iets wat na het telefoontje een belachelijke vertoning in mijn herinnering werd. ‘Ik kom er nu aan,’ antwoordde ik en noemde haar voor het eerst in mijn leven lieverd. Het telefoongesprek duurde nul minuten en drieënveertig seconden.

                                                                *

Alleen het meisje van vier speelt gewoon verder met haar pop en merkte het vacuüm dat is ontstaan in de woonkamer niet op. ‘Wil je met me mee?’ vraag ik aan mijn zoon die alle woorden heeft gehoord omdat hij naast me stond. Hij is ontroostbaar. Soms is het goed om datgene waar je bang voor bent juist op te zoeken en te ontmoeten. De beelden en gedachten in je hoofd te toetsen met de realiteit.

In de auto regent het, net als buiten.  Zijn tranen gaan over de dood en niet weten hoe oma er uit zal zien.  Over angst om ook kanker te krijgen, want, ook al kan hij de tafels niet onthouden, als twee opa’s zijn overleden aan kanker en oma nu dezelfde ziekte heeft, blijkt kans berekenen ineens makkelijk. Mijn tranen gaan over mijn hart dat meevoelt met hem, over de grond die onder mijn voeten wordt weggeslagen en me terugwerpt in de tijd. Terug naar de kankertijd met mijn vader, de eenzaamheid en onzekerheid van toen. Of gaan ze over het hier en nu? Mijn hoofd is veranderd in een slagveld en kan het antwoord niet vinden. Tegelijk staat er een kracht in mezelf op die onverwoestbaar is. Kom maar op.

Die nacht lig ik op de zolder van mijn ouderlijk huis in mijn oude bed. Mijn voeten raken het uiteinde dat ik weg probeer te duwen terwijl ik mijn lijf zorgvuldig ingraaf en verstop onder het dekbed in een poging onzichtbaar te blijven voor de zoemende mug. Ik ben moe en wakker tegelijk. Mijn lijf wil slapen, maar er is nog te veel onrust. Een verdieping lager liggen mijn moeder en kind. Nu zij slapen, komt er ruimte. Van binnen ontvouwt zich een bloem van dankbaarheid. Ze kan zich openen door de eerlijke en kwetsbare gesprekken vandaag. Omdat er mocht gehuild en gelachen, omdat er zorgen mochten zijn over later en gemopper op koude frietjes. Hoe we ons zelf voorhielden dat we het nog niet zeker weten en het dus ook nog allemaal een misverstand kan zijn, maar ergens precies weten hoe laat het is. In mijn buik danst een meisje op treurige en tegelijk prachtige muziek. Ze buigt voorover en strekt zich uit. Ze duwt weg en houdt krampachtig vast. Haar bewegingen veroorzaken golven. Uit de diepte duikt iets donkers op. Het laat mijn lichaam schokken en overspoelt me met ontheemde en desolate gevoelens. Ik huil zoals ik in jaren niet heb gedaan. Dan gaat mijn telefoon. Een vriendin belt, middenin de nacht. Snel druk ik haar en mijn gevoelens weg. Het is hier te gehorig, ze mogen niet wakker worden beneden. Bovendien moet ik dit zelf doen. Kan ik dit zelf doen. Doe ik dit zelf. Ik heb niemand nodig. Hoe voelt het om iemand nodig te hebben? Wat als ik iemand nodig had toen? Hoe vraag je om hulp als je het liever alleen wil doen? In gedachten ga ik achter mijn moeder en kind liggen en sla mijn armen voorzichtig om hen heen.

In zachte aanraking zit het ongemak. En de liefde.

woensdag 5 mei 2021

1. Voor de zekerheid

    


Afke Bohle

Voor de zekerheid

In mijn jeugd kreeg mijn vader kanker, waar hij uiteindelijk aan overleed. Nu, vierentwintig jaar later, word ik opnieuw geconfronteerd met kanker bij een dierbare: mijn moeder heeft longkanker. Ik schrijf blogs over wat ik ontmoet in dat proces. Van binnen en van buiten.

‘En morgen ga IK bij oma logeren,’ zegt mijn dochter terwijl ze haar kin in de lucht steekt en haar handen in haar zij zet. Het is het minste wat ze kan doen nu we haar broer hier achterlaten voor een logeerpartij en zij weer mee naar huis moet.  Mijn moeder vraagt of we nog een chocolaatje willen en pakt het glazen schaaltje met bonbons uit de antieken kast van mijn oma. Het deurtje kraakt als ze het opent, het herinnert me aan vroeger en alle mislukte pogingen om stiekem een snoepje te pakken als mijn moeder boven was (met het deurtje als spelbreker). En aan de teleurstelling van, toen de kast nog bij mijn opa en oma stond, de buitgemaakte maanvormige chocolaatjes die gevuld bleken met sinaasappelvulling in plaats van karamel.

Voordat we in de auto stappen en ik nee kan zeggen steekt mijn moeder nog een rolletje drop in de jaszak van haar kleindochter. ‘Voor de terugreis,’ fluistert ze en geeft mijn dochter een knipoog. Zoals altijd zeg ik: ‘Blijf nou binnen, zwaai maar voor het raam’ en antwoordt zij: ‘Ach welnee Af, ik kan toch best even mee naar buiten.’  Waarna ze mijn blik negeert, haar jas aanschiet en naar buiten stapt terwijl ze met één hand de uiteinden van haar kraag bij elkaar houdt.

De wind blaast haar haren alle kanten op en de lucht dreigt met een volgende hagelbui. Haar stem komt maar net boven het geruis van de bomen uit die naast haar huis staan. Dikke indrukwekkende reuzen, ooit begonnen als lange jonge sprieten in een nieuwbouwwijk zonder groen. ‘O ja ik ga nog even een foto laten maken maandag. Voor de zekerheid.’ ‘Wat is er maandag?’ roep ik terwijl ik de naar mijn ouderlijk huis ruikende tas gevuld met shampoo, een kooktijdschrift en vakantiezakgeld voor de kinderen achterin in de auto zet.

‘Een foto, je weet wel, voor dat kuchje, ja het zal wel niks zijn, maar de huisarts zei: ‘voor de zekerheid’ dus ja’  Ze trekt aan mijn rok en terwijl ik het ding direct terug in de oude positie manoeuvreer zeg ik dat een foto nooit kwaad kan . ‘Ja hij zat scheef hoor,’ zegt ze met de triomfantelijke blik die ik ken. ‘Er zal wel niets zijn.’ ‘Nee dat denk ik ook niet, maar goed, dan weet je het maar zeker,’ antwoord ik.  ‘Stuur je nog een berichtje als je thuis bent?’ vraagt ze. ‘Nee,’ roep ik en dan lachen we om elkaars eigenwijsheid. Zoals altijd.

In de auto vraagt mijn dochter waarom oma met háár nog niet durft te logeren en ik probeer een voor een vierjarige acceptabele verklaring te vinden. ‘Maar anders kan ik nooit meer logeren en dat duurt nog zo lang,’ zegt ze. Ik kijk naar mijn dochter die volhardend en stellig is als ze eenmaal iets in haar hoofd heeft. Ik denk aan mijn moeder van wie niemand gelooft dat ze al zo oud is en die minstens honderdvijf gaat worden met haar onverwoestbare lijf. Misschien moet ik toch eens uitzoeken hoe zo'n alarmketting werkt. 'Ben je gek, dat is voor oude mensen.' Ik hoor het haar al zeggen. Maar voor de zekerheid. Dus ja.

(wordt vervolgd)


Foto: Hans Braxmeier